Over (arbeiders)klasse geschreven

Recentelijk las ik enkele werken waar de kwestie van klasse centraal bij staat. Het opgroeien in de onderbuik van de samenleving, en dat ook nog eens weten te verwoorden, is geen evidentie. Het blijft vandaag toch veeleer uitzonderlijk om mensen te lezen wiens afkomst we kunnen beschrijven als working class poor. Terwijl Edouard Louis’s En finir avec Eddy Bellegeuelle een internationale bestseller is, is er nog een ander werk dat mijn aandacht trok: Chav Solidarity van D. Hunter.

Edouard Louis’s werk kan ik niet genoeg aanraden. Edouard Louis ziet steeds de sociale afkomst of complexiteit achter een individu en het doet hem met veel mededogen kijken naar diegenen die hem geweld aandeden. Bijvoorbeeld het mededogen naar zijn vader in Wie heeft mijn vader gedood? Of naar diegene die hem verkrachtte en probeerde te vermoorden in Une histoire de la violence. En hij verliest de politieke verantwoordelijken voor die miserie nooit uit het oog.

Terwijl er bij Edouard Louis vooral een solidariteit uitgaat naar diegenen die hem geweld aandeden omdat ze slachtoffer zijn van de arme omstandigheden waarin ze leven, is er bij D. Hunter een explicietere behandeling van solidariteit als overlevingsstrategie. In beide gevallen blijkt solidariteit te gaan over overleven. Hoewel de meest uitgesproken solidariteit bij D. Hunter waarschijnlijk het opkomen voor elkaar als kindprostituees is, zijn er nog vele andere voorbeelden. Maar in alle gevallen in al die boeken gaat het over mensen die moeten samenwerken omdat ze allemaal weinig hebben. Omdat het ‘one for all and all for one’ is of ten onder gaan.

Het is een verademing werken te lezen van mensen die oorspronkelijk niet middenklasse zijn. Een kort citaat van D. Hunter:

Als het gaat om het delen van middelen, collectieve steun, gewoon echte klasse-solidariteit, heeft niets wat ik heb gezien in anti-kapitalistische bewegingen overtroffen wat ik in de eerste 25 jaar van mijn leven heb gezien. Een tijd waarin ik leefde in wat deze natiestaat zou beschouwen als armoede, voornamelijk overlevend door de informele economie. Mijn familie en de gemeenschap eromheen hebben de minachting en het gebrek aan interesse van de staat volledig begrepen en hebben verschillende manieren gevonden om zichzelf en hun naasten van voedsel en onderdak te voorzien. Van het stelen van vee voor het diner tot het verkopen van gestolen Reeboks in kroegtuinen. In het decennium dat ik op straat leefde, ervoer ik collectieve reacties op ontberingen, voorbeelden van wederzijdse hulp, solidariteit en samenwerking die ik in de laatste 15 jaar van mijn leven als respectabele burger niet geëevenaard heb gezien.

Vrienden die ik op straat had, deelden hun hun eten, hun drank en hun drugs met anderen. Wat ze ook hadden, ze deelden. Als ze een nieuwe bron van inkomsten vonden, deelden ze die – een open deur naar een verlaten huis, een gesloten winkel die wat voorraad had achtergelaten, een behoorlijke score van het beroven van een vrachtwagen bij een benzinestation: het waren geen mogelijkheden om te hamsteren en te profiteren van uitsluitend persoonlijk gewin, het waren momenten om te zwelgen in gemeenschap, om te zorgen voor degenen die je kende en die in hetzelfde schuitje zaten als jij.

Als sekswerker in mijn puberteit vermeed ik psychische mishandeling en arrestaties vanwege de andere jonge mensen die naast me werkten. We hielden bij wie er met wie wegging, hoe lang die al weg was en waar ieder van ons die nacht ging slapen. We zorgden ervoor dat we allemaal veilig thuiskwamen aan het eind van de nacht.

De jongens die ik kende in de instituten voor jeugddelinquenten waren in staat om medeleven, wederzijdse hulp en zelfverdediging te tonen wanneer dat mogelijk was. Als iemand werd gepest door een bewaker, zoals mij is overkomen toen ik binnen zat, waren ze bereid en in staat om collectief te reageren, terwijl ze de behoeften van het individu centraal stelden. Ze besloten niet wat er aan gedaan moest worden, maar boden hulp aan toen ik zei wat er nodig was.

In de gemeenschappen waar ik vandaan kom, waar de sociale marginalisatie en de economische armoede groot zijn, is verzet niet alleen iets waarvoor je je organiseert omdat je onrechtvaardigheid ziet, het is verweven in het weefsel van het dagelijks overleven. Ondanks het betuttelende en paternalistische gedrag van de georganiseerde linkse partijen, zijn er in de gemeenschappen van de armen en de arbeidersklasse geen ideeën over wat te doen in reactie op de aanvallen op de armen door de regeringen en het economische systeem. Wat wel schaars is, zijn middelen, tijd en energie.

All the Privilege, No Fucking Praxis